(Uit: KIS-website)
Muziek, dans en barbecues. Dat is de kern van de Internationale Romadag op 8 april, die vooral in Duitsland door Roma groots gevierd wordt. Maar dit jaar gooit het Corona-virus roet in het eten. Het Verwey-Jonker Instituut, dat onderzoek deed naar de mogelijkheid van centrale belangenbehartiging voor Roma en Sinti in Nederland, komt met een wat treurige conclusie. Binnen de gemeenschap is nog onenigheid over hoe deze raad vorm moet krijgen.
Er bestaat wel behoefte aan centrale belangenbehartiging onder Roma en Sinti. Dat positieve uitgangspunt moeten we in het oog houden, stelt Eliane Smits van Waesberghe, senior onderzoeker bij het Verwey- Jonker Instituut. Daar is ook alle reden toe, gezien de lijst aan problemen die een deel van de Roma en Sinti ondervinden.
Hoeveel Roma en Sinti er precies in Nederland zijn, is onbekend. De schattingen lopen uiteen van 3500 tot 6000. Een deel van deze groep geeft aan heel moeilijk een plek te vinden in de Nederlandse samenleving. “Onderwijs en werkgelegenheid worden vaak genoemd als probleemgebieden”, zegt Smits van Waesberghe. “In het onderwijs maken ze wel een inhaalslag. In de jaren ’80 en ’90 werd nog overwogen om aparte klassen met Roma en Sinti te vormen, om hen zo meer aandacht te kunnen geven. Maar daar was geen steun voor. Men vond het beter hen te integreren in het bestaande onderwijs. In de praktijk zie je helaas dat ze qua niveau vaak laag worden ingeschat en door het systeem niet in hun ambities worden gestimuleerd.”
Onder Roma en Sinti heerst relatief een hoge werkloosheid. Smits van Waesberghe: “Zij die wel werk hebben, zijn vaak zzp’er of hebben een bedrijfje in de bouw of een andere handwerk-sector. Een klein aantal is wel in hoger geschoolde beroepen terecht gekomen, maar zij verzwijgen dat ze Roma of Sinto zijn uit angst gediscrimineerd te worden. Dat is jammer, want ze zouden goed kunnen functioneren als rolmodel, wat voor de jongeren uit deze gemeenschap heel belangrijk is.” Lees meer>>