Ze deden het toch maar, de arbeidsmigranten die in de jaren zestig vanuit Turkije naar Nederland vertrokken om wat geld te verdienen. Veelal zaten ze voor het eerst in een vliegtuig en voor de meesten gold dat ze nog geen nacht van huis waren geweest. Eenmaal in Nederland bevonden ze zich in een totaal andere wereld, met een vreemde taal, andere eetgewoontes en onbekende omgangsvormen. Aan lef hadden ze in elk geval geen gebrek.
“Uiteindelijk stapten we in het vliegtuig en ik was best zenuwachtig”, vertelt Ömer Tiryaki, “want het was de eerste keer. Zou het gaan neerstorten? Daar waren we bang voor. Na een tijdje wende het wel. De gezagvoerder van het vliegtuig noemde iedere keer het land op waarboven we vlogen: Bulgarije, Roemenië, Hongarije… Uiteindelijk vlogen we boven Oostenrijk en ik zag heel dunnetjes in de verte de Donau. Toen kreeg ik spontaan tranen in mijn ogen. Op dat moment dacht ik: vroeger hadden onze voorouders het hier voor het zeggen. Nu worden we min of meer als slaven naar West-Europa vervoerd. Gedreven door de armoede.”
Voor het project ‘Van Anatolië tot Tulpenland’ hebben we samen met Nuri Karabulut, in opdracht van de Turkse arbeidersvereniging DIDF, vijf migranten geïnterviewd. Ze wonen nu in Amsterdam, Zaandam, Krommenie, Wormer en Oss, en vertellen hun persoonlijke verhaal, vaak met een schaterlach. Ze blikken terug op hun eerste jaren, toen ze gedreven door armoede hier werk vonden, maar lange tijd in een spagaat leefden. Hun lijf was hier, maar hun hart bevond zich in Turkije. Ze vertellen ook over hun huidige leven in Nederland, dat niet voor iedereen een onverdeeld genoegen is.
Op 23 februari gaat de documentaire ‘Van Anatolië tot Tulpenland’ in Podium Mozaïek in première. Ook wordt dan een boekje gepresenteerd en een kleine fototentoonstelling geopend.