(Uit: Wordt Vervolgd)
Vanwege zijn opvattingen over de Armeense genocide en de Koerdische kwestie werd de jonge Turkse rechter Çagatay Çetin bedreigd en geïntimideerd. Hij vroeg asiel aan in Nederland. ‘Ik vrees dat het een politieke zaak gaat worden.’
Tekst Mehmet Ülger
In het asielzoekerscentrum wil Çagatay Çetin (32) niet afspreken. We ontmoeten elkaar in de hal van een Centraal Station in Midden-Nederland. Omdat hij mij niet kent, heeft hij voor de veiligheid een kennis meegenomen.
Sinds Çetin in Nederland is, stond hij geregeld in de publiciteit. Dat was geen onverdeeld genoegen. ‘Kort na een tv-interview wandelde ik in de bossen nabij het asielzoekerscentrum, toen twee Turkse mannen in een auto mij aanspraken. Ze zeiden dat ze van het Turkse consulaat waren en dat ik moest ophouden Turkije zwart te maken. Ze dreigden dat ze me wel wisten te vinden als ik mijn beweringen niet openlijk terug zou nemen. Ik noteerde hun kenteken en deed aangifte bij de politie. Maar die kon hen niet traceren.’ Na dit incident werd Çetin uit veiligheidsoverwegingen verplaatst naar een ander asielzoekerscentrum.
Bedreigingen en intimidaties zijn niet nieuw voor Çagatay Çetin. Ze begonnen niet lang nadat hij in 2005 werd beëdigd als rechter in het Turkse plaatsje Enez. ‘Als rechter heb je daar regelmatig contact met de plaatselijke officier van justitie, de burgemeester en de gouverneur. We dronken af en toe een borrel en namen de politieke situatie in het land door. Ik vertelde hen onder meer over mijn Armeens-Koerdische afkomst en ik zei dat ik wat er in 1915 is gebeurd als volkerenmoord beschouw. Ook zei ik dat Turkije, naar mijn mening, de afgelopen dertig jaar genocide heeft gepleegd op de Koerden.’
Çetin denkt dat iemand daarna heeft geklikt bij het ministerie van Justitie, want plotseling openden twee inspecteurs van dit ministerie een onderzoek naar hem. Ze deden navraag naar zijn politieke activiteiten en opvattingen. ‘In het openbaar had ik me daar nooit over uitgelaten, dus ik was wel verrast.’ Het onderzoek leverde weinig op, maar de intimidaties gingen door. De inspecteurs gingen zelfs zover dat ze Çetin krankzinnig wilden verklaren. Hij werd tijdelijk op non-actief gesteld. ‘Het kostte me acht maanden om te bewijzen dat met mij alles in orde is, maar ik moest wel door een molen van medische onderzoeken.’
Zijn rechterlijke macht kreeg hij terug. Maar de intimidatie hield aan, zegt hij. De geheime dienst en de gendarme zetten hem onder druk om de telefoons van de jongeren uit het nabij gelegen Koerdisch dorpje Çataltepe af te luisteren. Ook wilden ze dat hij dorpelingen zou intimideren en bestraffen. ‘De gemeente ligt op de grens met Griekenland en de bewoners zouden mensen en goederen illegaal de grens over smokkelen. Maar daarvoor waren geen bewijzen.’
Een paar keer werd hij naar eigen zeggen door militairen en de Turkse geheime dienst MIT ontvoerd en naar de bergen gebracht. ‘Ze eisten dat ik de dorpelingen zou aanpakken. Anders zouden ze me vermoorden en in de rivier de Haliç gooien. Mijn familie zou ook niet veilig zijn. Onder druk heb ik toch maar het dorpshoofd en een jongetje laten oppakken, maar er was eigenlijk geen enkel bewijs tegen hen.’ Na deze ontvoeringen deed Çetin aangifte bij Justitie en vroeg hij om beveiliging. Die werd hem geweigerd. Er volgde ook geen onderzoek naar de ontvoeringen.
In elkaar geslagen
Ondertussen speelde Çetin in die periode een belangrijke rol bij het oprollen van een bende fraudeurs waarin rechters, officieren van justitie en hogere ambtenaren actief waren. ‘Enkele verdachten dienden een klacht in tegen mij omdat ik een handtekening zou hebben vervalst. Er kwam een rechtszaak tegen me waarin ik vroeg om een handschriftonderzoek, maar dat werd geweigerd. Er werd 32 tot 120 jaar tegen me geëist.’ Uiteindelijk kreeg Çetin een voorwaardelijke gevangenisstraf van tien maanden.
Daar was hij zo kwaad over dat hij de publiciteit zocht. Hij werd door verschillende Turkse media geïnterviewd en ventileerde daarbij ook zijn mening over de Armeense genocide en de Koerdische kwestie. Daarop dienden nationalisten een aanklacht tegen hem in wegens de belediging van de Turkse staat en natie. Çetin: ‘Voor zo’n aanklacht heb je toestemming nodig van het ministerie van Justitie. Die was er niet, maar de rechtszaak ging door. Ik moest mij verantwoorden bij het gerechtshof in Ankara en na de zitting werd ik buiten in elkaar geslagen door nationalisten. Dat was voor mij de spreekwoordelijke druppel.’
In januari van dit jaar vluchtte Çetin naar Nederland. Hij vroeg asiel aan en zou eind augustus antwoord krijgen. De IND heeft die beslissing echter voor onbepaalde tijd opgeschort en zegt meer tijd nodig te hebben voor onderzoek. SGP-kamerlid Van der Staaij stelde er zeven vragen over aan demissionair minister van Justitie Hirsch Ballin, waaronder: ‘Kunt u toezeggen dat u zorg draagt voor een zo spoedig mogelijke behandeling van het asielverzoek van de rechter?’ Op 22 juni antwoordde Hirsch Ballin schriftelijk zorg te zullen dragen voor ‘een voortvarende behandeling’.
Ondertussen maakt Çetin zich kwaad over de lange procedure, hij vraagt zich af waarom meer tijd nodig is. ‘Een duidelijker zaak bestaat niet. Ik vrees dat het een politieke zaak gaat worden. Ik kan het niet bewijzen, maar mijn indruk is dat Turkije Nederland onder druk zal zetten om mij niet als politiek vluchteling te erkennen. Het moet daarom niet te lang duren.’
Çetin wordt moedeloos van het niks-doen en van het wachten. “Psychologisch ga ik hier kapot. Soms lijkt mij de Turkse gevangenis beter dan de perspectiefloze onderzekerheid hier in het asielzoekerscentrum.”
Reageren? Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.