(Uit: P+)
Niet alleen de voor de hand liggende regio’s, maar ook steden als Almere, Lelystad en Helmond moeten zich gaan voorbereiden op krimp, zo voorspellen de samenstellers van de nieuwe Atlas voor Gemeenten. Dat betekent: minder jongeren, meer ouderen, leegloop van steden en huizen en toenemende armoede. Noord-Nederland behoort al langer tot de risico-regio’s. Eén eigenwijs bedrijf heeft daar wat op gevonden. ECOstyle uit het Friese Appelscha werkt aan een duurzaam, economisch aantrekkelijk ‘werklandschapspark’. En creëert daarmee honderden nieuwe arbeidsplaatsen.
Het dilemma: De Randstad ligt centraal en is daardoor gunstig qua infrastructuur, maar als alle bedrijven zich daar vestigen, lopen de provincies leeg.
+ Tekst Astrid van Unen
Het voelt bijna als vakantie, een tripje naar Appelscha met een wandeling langs de Vaart Noordzijde. Aan dit riviertje, in de verte verbonden met het Tsjûkemar, ligt het laagbouw hoofdkantoor van ECOstyle, een bedrijf dat natuurbestrijdingsmiddelen en natuurlijke dierenproducten ontwikkelt. In dit gebied ligt het enige levende stuk hoogveen in Europa. Het bedrijf staat ingeklemd tussen het Fochtelooërveen en het Drents Friese Wold, legt directeur Anne Jan Zwart uit. “Zo’n vijf- à zesduizend hectare natuurgebied vind je hier, een van de weinige plekken in Nederland waar het nog stil is. Deze omgeving past heel goed bij onze producten.” Met een beetje geluk zien medewerkers door het raam reeën, fazanten en kraanvogels voorbij komen.
ECOstyle werd ruim veertig jaar geleden door vader Zwart gesticht vanuit de visie van een aardappelteler. “Hij kreeg de behoefte minder gif te gebruiken en zocht naar een alternatief. Aardappels lijden erg onder Phytophthora, een schimmel die de grootste bedreiging voor de aardappelteelt vormt. Deze ziekte muteert steeds dus kost veel tijd om goed te bestrijden.” In de nabije toekomst wordt ECOstyle overgenomen door de jongere generatie Zwarts. Zo’n 105 werknemers telt het bedrijf, verspreid over Nederland, België, Denemarken, Oostenrijk en Moskou. “We richten ons met onze producten op de land- en tuinbouw, inclusief de sportvelden van gemeentes en op de hobbyist die met zijn tuin aan de slag wil.”
En dat gaat ondanks de crisis nog steeds goed. “De prijs is soms allesbepalend tegenwoordig”, tekent Zwart aan. “Maar de crisis heeft ook positieve kanten. We doen bijvoorbeeld zaken met China. Daar laten we bepaalde spullen voor ons bedrijf in Oostenrijk maken, zoals mechanische afweer van ongedierte. We merken dat onze leveranciers het ook niet fijn vinden dat we bepaalde orders missen. Nu praten we meer in alle openheid, we geven inzicht in alle kosten en bepalen daarmee gezamenlijk de prijs.” Negatief noemt Zwart dat nu prijs ook echt prijs is. “Dat staat wel eens haaks op wat bedrijven zeggen. Ze willen wel duurzaam zijn, maar zeggen ‘nee’ vanwege drie eurocent verhoging.”
ECOstyle werd in 1967 opgericht op de plek waar het nog zit. “We hebben we een paar keer overwogen te verhuizen. We zijn hier inmiddels uitgegroeid, ons bedrijf is te groot geworden voor de infrastructuur. Er komen hier veel vrachtwagens, maar je hebt hier ook veel schoolgaande kinderen. Dat gaat op den duur knellen.”
Zo’n vijftien jaar geleden werd voor het eerst geopperd naar een andere locatie te verhuizen. “In eerste instantie dachten we aan Almere of Utrecht, omdat we daar centraler in het land zouden zitten”, zegt Zwart. “Maar we merkten dat het voor veel mensen hier iets betekent dat we hier zitten. Onze medewerkers waarderen het om hier te wonen. Het is voor hen een perfecte plek, vooral voor gezinnen, want het heeft een hoge natuurwaarde.
De noodzaak bleek toch minder groot. Maar in de afgelopen jaren kwam verhuizing opnieuw ter discussie te staan vanwege de gestage groei van het bedrijf. “Nu stond het voor mij wel vast dat we hier zouden blijven. In mijn visie heeft het Noorden een aantal aspecten, zoals natuur en veiligheid en weinig files. Daardoor passen bepaalde sectoren in de economie bij uitstek hier. Denk aan biotechnologie, maar ook watertechnologie. Dan kom je heel ver in dit gebied.”
De leegloop waar Noord-Nederland, en vooral ook deze regio mee te maken heeft, speelt ook zeker een rol in dit besluit, benadrukt Zwart. “Anderzijds is het ook zo dat je eerste verantwoordelijkheid als ondernemer de continuïteit van je bedrijf op de langere termijn is. Als er zwaarwegende redenen zijn voor een verhuizing, dan moet het. Dat gold voor ons niet. De regio wil heel graag een leefbaar gebied blijven. Daar speelt economische activiteit een grote rol in.”
Je kunt nog een stap verder redeneren, stelt Zwart: er is economische activiteit die door de omgeving gegenereerd wordt, zoals de water- en biotechnologie. Ook ICT kan hier goed gedijen, als die markt straks weer aantrekt. “Want ook voor die mensen is een goede woonomgeving heel belangrijk. We hebben hier bovendien goed en vooruitstrevend onderwijs. Dat maakt het Noorden krachtig.” Zwart wordt zelf niet nerveus van de krimpontwikkeling waarover regelmatig wordt bericht, “want het kan wel ietsje minder in dit land. We moeten wel oppassen dat die krimp gelijk over het land verdeeld wordt.”
Ook de gemeente Ooststellingwerf, waaronder Appelscha valt, wist dat het iets moest doen met de krimp die de regio teistert. In de gemeentelijke werkgroep Duurzaamheid, waaraan Zwart deelneemt, werd vastgesteld dat deze krimp beter gemanaged moest worden. “Dus beleid gaan maken op de wensen die er in deze regio leven. Heereveen is zich gaan profileren als sportstad, Drachten als cultuurstad. Wat willen wij zijn, vroegen we ons af. En we kwamen uit op duurzaamheid.”
Inmiddels is zeventien hectare grond aangekocht in Oosterwolde, wat ook onder Ooststellingwerf valt. Zwart: “We hebben dit zogenoemde ‘werklandschap’ uitgekozen om er een ‘ecomunitypark’ van te maken, waar een uitstekende balans tussen economie en ecologie moet komen. We spreken op dit moment met tien verschillende bedrijven die belangstelling hebben om te verhuizen. Het wordt een werklandschap zonder hekken, met wandel- en fietsroutes. Het moet energiepositief worden: we willen stroom gaan leveren aan de nabij gelegen woonwijk.”
Uitgangpunt bij de bouw van dit werklandschapspark zijn zes conceptuele bouwstenen voor duurzaam, innovatief ondernemen, zo leren we uit een eenvoudige, maar kernachtige folder. Die bouwstenen zijn duurzaam ondernemen, kennis en educatie, gedeelde faciliteiten, horecavoorzieningen, een ‘ECOmunity center’, waar seminars en workshops gegeven kunnen worden. De wandel- en fietspaden gaan de ‘ECOtainment Route’ heten, en kunnen door de bewoners uit de regio, maar ook toeristen gevolgd worden.
“We willen laten zien dat dit kan, dat duurzaamheid zeker om te zetten is in harde winst. De bedrijven met wie we in gesprek zijn, zijn toe aan deze ontwikkeling. Niet uit idealisme, maar uit bewustwording. We willen allemaal dat de drie P’s in de komende twintig jaar in balans komen. We zitten op dit moment in de vergunningenaanvraag en het archeologisch onderzoek. Als alles volgens planning loopt, wordt er medio 2011 gebouwd. We doen dit samen met Triodos Real Estate Development. Zij financieren en denken mee, ze hebben verstand van onroerend goed.”
Door ECOstyle en de gemeente is bewust niet gekozen voor een zichtlocatie, maar juist voor een natuurlandschap waarin de bedrijven worden verweven. “Sinds we dit besluit hebben genomen, heeft duurzaamheid voor iedereen in deze regio meer betekenis gekregen. Twee jaar geleden werd er nog twee hectare nieuw bedrijfsterrein ingericht. Daarvoor is een tweehonderd jaar oude boswal omgekapt. Dat zou nu niet meer gebeuren, dat hebben we nu al bereikt. Op onze locatie moet ook gerooid worden. Een serie bomen van zestig tot tachtig jaar oud. Die hebben we opgekuild en plaatsen we straks terug. Sinds de ontwikkeling van het ecomunitypark ziet ook de gemeente en de raad in hoe belangrijk dit is. Het is een soort wakker schudden geweest.”
Doel is van het werklandschapspark vooral ook een economisch succes te maken. “We denken voor ongeveer vijftien tot twintig bedrijven ruimte te hebben en dat komt neer op een toename van enkele honderden arbeidsplaatsen”, rekent Zwart uit. “Die zijn meer dan welkom, omdat in de afgelopen jaren nogal wat werkgelegenheid verloren ging door verhuizing van een glas- en een metaalbedrijf.”
Te veel kramp over de krimp is onnodig, concludeert Zwart. Door de krimp als een unieke kans te zien, en te gaan richten op leefbaarheid in plaats van op economische groei, kan daar iets beters uit komen. “Neem de krimp als uitgangspunt en zet alles op alles om de leefbaarheid te verbeteren. Dan kom je achter hele nieuwe dingen. In onze regio zien we nu dat het toerisme, dat al jaren aanwezig is, nog wel een impuls kan gebruiken. Campings in de buurt zijn ook al bezig met duurzaamheid, bijvoorbeeld CO2-neutrale toiletten. Zulke veranderingen trekt de Culturale Creatives aan. Daar is een markt voor.”
+ Stakeholders
De provincie Limburg
“Een krimpregio is niet vanzelf een verliesregio”
Is krimp in Nederland erg? Die retorische vraag stelt beleidsmedewerker Ben van Essen van de provincie Limburg. Als programmaleider demografie is hij betrokken bij maatregelen rondom de structurele krimp in Limburg. Sinds 2007 is dit een speciaal aandachtspunt voor de provincie geworden. “De hele provincie krimpt sinds 2002. Belangrijkste oorzaak is dat er te weinig kinderen worden geboren. We zitten hier op 1.7 kind per vrouw, terwijl er 2.1 nodig is om op peil te blijven. Dat kun je tijdelijk oplossen door migratie, maar dat is lastig, want de krimp is geen provinciaal, maar een Europees probleem. Ook Duitsland, Polen en Frankrijk bijvoorbeeld hebben ermee te maken. Migratie veroorzaakt dan alleen probleemverschuiving.”
En om de eerste vraag te beantwoorden: “We wonen met tamelijk veel mensen op een kluitje. Als door de krimp de overdruk afneemt, is dat welkom. Inwoners krijgen het daarmee beter, want geen woningnood en geen files meer, dus per saldo komt er een beter leefklimaat voor terug.” De weg daar naartoe noemt Van Essen ‘best lastig’. Een overschot aan woningen afbreken kost geld en scholen sluiten doet pijn. “Maar je kunt er ook kansen in zien, de rommel opruimen, bijvoorbeeld wijken waar je toch niet graag zou willen wonen. We moeten de krimp begeleiden, zodat we er ruimtelijk, sociaal en economisch beter van worden.”
Binnen die uitdaging moeten gemeenten gaan samenwerken. Niet meer plaatselijk, maar regionaal gaan denken. “Anders krijg je inwonerkanibalisme. Voor de regio Parkstad (een verzameling gemeenten, waaronder Heerlen en Kerkrade) is er al een herstructureringsplan, waarin duizenden woningen worden gesloopt en op lege plekken pocketparkjes of nieuwe natuur worden gecreëerd om kwaliteit terug te brengen.” Ook scholen moet meer samenwerken. “De mbo’s in onze provincie willen voorkomen dat er kwijnende opleidingen ontstaan en maken daar al gezamenlijk beleid op.”
De krimp in Limburg heeft geen directe relatie met de economische activiteiten, benadrukt Van Essen. “Een krimpregio is niet vanzelf een verliesregio. Het vestigingsklimaat is hier goed. Qua grond, infrastructuurskosten en wonen kun je nergens goedkoper én mooier zitten dan bij ons. De Randstad ligt inderdaad centraal, maar wat is centraal? Limburg is een grensgebied. De gemeente Vaals zit zowat met de kont in Aken. Als we de grensoverschrijdende kansen benutten, zitten we midden in het centrum. Er wordt, ook door gevestigde bedrijven als DSM , fors geïnvesteerd in het aantrekken van nieuwe bedrijvigheid. We hebben veel te bieden.”
+ Stakeholders
Kamer van Koophandel Zuidwest-Nederland
“Bedrijvigheid juist een extra impuls geven”
Tot 2025 groeit de provincie Zeeland nog, daarna zal er waarschijnlijk sprake zijn van bevolkingsafname. Maar de krimp heeft zich in sommige regio’s al ingezet, zoals in Zeeuws-Vlaanderen. Kamer van Koophandel (KvK) Zuidwest-Nederland, waar Zeeland onder valt, is al enige tijd betrokken bij beleid rondom die krimp. “We willen niet met Limburg en Groningen vergeleken worden”, zegt Jan Bruurs, manager regiostimulering Zeeland van de KvK, “want onze omstandigheden zijn anders. Als we hier een school sluiten, moeten kinderen tien kilometer verderop een basisschool zoeken. Als we een ziekenhuis sluiten, moet je meteen veertig kilometer verder voor een consult. Dat zijn geen opties.”
De provincie moet dan ook niet meedeinen met de krimp, maar het juist omdraaien. Bruurs: “Zeeland heeft zoveel economische potenties dankzij de havens, toerisme en industrie, dat we mensen hier naartoe kunnen trekken. Het is hier fantastisch wonen tussen Antwerpen, Brugge en Rotterdam. We willen de provincie dus een extra impuls geven door nieuwe bedrijven aan te trekken en bestaande te laten groeien.”
Bruurs noemt de gemeente Sluis als voorbeeld van krimpende regio. “Daar zetten we nu met name op toerisme in. We werken nu aan het project Waterdunen, dat de veiligheid tegen overstromen (het is één van de acht Zwakke Schakels aan de Nederlandse kust) combineert met innovatie van het toeristisch product en een versterking van natuur en landschap.”
Er wordt nu gewerkt aan een duincamping, een hotel, ongeveer vierhonderd recreatieverblijven in nieuwe duinen en schorren en bijbehorende aanpassingen van de wegen, paden en parkeervoorzieningen. Dat wordt gecombineerd met 250 hectare openbaar toegankelijke natuur in een gebied met gecontroleerd getij. Voor het project hoeft geen enkele van de bestaande woningen te verdwijnen. “We verwachten dat de nieuwe recreatiewoningen in 2014 gereed zijn.” Belangrijk is ook de verbetering van de infrastructuur, stelt Bruurs. “De weg van Terneuzen naar Sluis wordt opgewaardeerd, zodat de voorzieningen beter bereikbaar worden.”
SER-Zeeland, waarvan Bruurs secretaris is, heeft onlangs een advies uitgebracht, waarin ze pleiten voor een biobased economy in de provincie. “In Zeeland wordt erg geëxperimenteerd met algen: groene grondstof die voor allerlei dingen inzetbaar is in de procesindustrie, maar ook als biobrandstof en bio-energie. Dat moet ons sterke punt worden.” Maar de provincie denkt ook aan andersoortige werkgelegenheid. “Steeds meer partners werken tegenwoordig. Die verhuizen niet meer zomaar mee met hun echtgenoot of echtgenote. Dus moeten we ook voldoende interessante functies op hbo- en universitair niveau creëren.”
Niet alleen de voor de hand liggende regio’s, maar ook steden als Almere, Lelystad en Helmond moeten zich gaan voorbereiden op krimp, zo voorspellen de samenstellers van de nieuwe Atlas voor Gemeenten. Dat betekent: minder jongeren, meer ouderen, leegloop van steden en huizen en toenemende armoede. Noord-Nederland behoort al langer tot de risico-regio’s. Eén eigenwijs bedrijf heeft daar wat op gevonden. ECOstyle uit het Friese Appelscha werkt aan een duurzaam, economisch aantrekkelijk ‘werklandschapspark’. En creëert daarmee honderden nieuwe arbeidsplaatsen.
Het dilemma: De Randstad ligt centraal en is daardoor gunstig qua infrastructuur, maar als alle bedrijven zich daar vestigen, lopen de provincies leeg.
+ Tekst Astrid van Unen
Het voelt bijna als vakantie, een tripje naar Appelscha met een wandeling langs de Vaart Noordzijde. Aan dit riviertje, in de verte verbonden met het Tsjûkemar, ligt het laagbouw hoofdkantoor van ECOstyle, een bedrijf dat natuurbestrijdingsmiddelen en natuurlijke dierenproducten ontwikkelt. In dit gebied ligt het enige levende stuk hoogveen in Europa. Het bedrijf staat ingeklemd tussen het Fochtelooërveen en het Drents Friese Wold, legt directeur Anne Jan Zwart uit. “Zo’n vijf- à zesduizend hectare natuurgebied vind je hier, een van de weinige plekken in Nederland waar het nog stil is. Deze omgeving past heel goed bij onze producten.” Met een beetje geluk zien medewerkers door het raam reeën, fazanten en kraanvogels voorbij komen.
ECOstyle werd ruim veertig jaar geleden door vader Zwart gesticht vanuit de visie van een aardappelteler. “Hij kreeg de behoefte minder gif te gebruiken en zocht naar een alternatief. Aardappels lijden erg onder Phytophthora, een schimmel die de grootste bedreiging voor de aardappelteelt vormt. Deze ziekte muteert steeds dus kost veel tijd om goed te bestrijden.” In de nabije toekomst wordt ECOstyle overgenomen door de jongere generatie Zwarts. Zo’n 105 werknemers telt het bedrijf, verspreid over Nederland, België, Denemarken, Oostenrijk en Moskou. “We richten ons met onze producten op de land- en tuinbouw, inclusief de sportvelden van gemeentes en op de hobbyist die met zijn tuin aan de slag wil.”
En dat gaat ondanks de crisis nog steeds goed. “De prijs is soms allesbepalend tegenwoordig”, tekent Zwart aan. “Maar de crisis heeft ook positieve kanten. We doen bijvoorbeeld zaken met China. Daar laten we bepaalde spullen voor ons bedrijf in Oostenrijk maken, zoals mechanische afweer van ongedierte. We merken dat onze leveranciers het ook niet fijn vinden dat we bepaalde orders missen. Nu praten we meer in alle openheid, we geven inzicht in alle kosten en bepalen daarmee gezamenlijk de prijs.” Negatief noemt Zwart dat nu prijs ook echt prijs is. “Dat staat wel eens haaks op wat bedrijven zeggen. Ze willen wel duurzaam zijn, maar zeggen ‘nee’ vanwege drie eurocent verhoging.”
ECOstyle werd in 1967 opgericht op de plek waar het nog zit. “We hebben we een paar keer overwogen te verhuizen. We zijn hier inmiddels uitgegroeid, ons bedrijf is te groot geworden voor de infrastructuur. Er komen hier veel vrachtwagens, maar je hebt hier ook veel schoolgaande kinderen. Dat gaat op den duur knellen.”
Zo’n vijftien jaar geleden werd voor het eerst geopperd naar een andere locatie te verhuizen. “In eerste instantie dachten we aan Almere of Utrecht, omdat we daar centraler in het land zouden zitten”, zegt Zwart. “Maar we merkten dat het voor veel mensen hier iets betekent dat we hier zitten. Onze medewerkers waarderen het om hier te wonen. Het is voor hen een perfecte plek, vooral voor gezinnen, want het heeft een hoge natuurwaarde.
De noodzaak bleek toch minder groot. Maar in de afgelopen jaren kwam verhuizing opnieuw ter discussie te staan vanwege de gestage groei van het bedrijf. “Nu stond het voor mij wel vast dat we hier zouden blijven. In mijn visie heeft het Noorden een aantal aspecten, zoals natuur en veiligheid en weinig files. Daardoor passen bepaalde sectoren in de economie bij uitstek hier. Denk aan biotechnologie, maar ook watertechnologie. Dan kom je heel ver in dit gebied.”
De leegloop waar Noord-Nederland, en vooral ook deze regio mee te maken heeft, speelt ook zeker een rol in dit besluit, benadrukt Zwart. “Anderzijds is het ook zo dat je eerste verantwoordelijkheid als ondernemer de continuïteit van je bedrijf op de langere termijn is. Als er zwaarwegende redenen zijn voor een verhuizing, dan moet het. Dat gold voor ons niet. De regio wil heel graag een leefbaar gebied blijven. Daar speelt economische activiteit een grote rol in.”
Je kunt nog een stap verder redeneren, stelt Zwart: er is economische activiteit die door de omgeving gegenereerd wordt, zoals de water- en biotechnologie. Ook ICT kan hier goed gedijen, als die markt straks weer aantrekt. “Want ook voor die mensen is een goede woonomgeving heel belangrijk. We hebben hier bovendien goed en vooruitstrevend onderwijs. Dat maakt het Noorden krachtig.” Zwart wordt zelf niet nerveus van de krimpontwikkeling waarover regelmatig wordt bericht, “want het kan wel ietsje minder in dit land. We moeten wel oppassen dat die krimp gelijk over het land verdeeld wordt.”
Ook de gemeente Ooststellingwerf, waaronder Appelscha valt, wist dat het iets moest doen met de krimp die de regio teistert. In de gemeentelijke werkgroep Duurzaamheid, waaraan Zwart deelneemt, werd vastgesteld dat deze krimp beter gemanaged moest worden. “Dus beleid gaan maken op de wensen die er in deze regio leven. Heereveen is zich gaan profileren als sportstad, Drachten als cultuurstad. Wat willen wij zijn, vroegen we ons af. En we kwamen uit op duurzaamheid.”
Inmiddels is zeventien hectare grond aangekocht in Oosterwolde, wat ook onder Ooststellingwerf valt. Zwart: “We hebben dit zogenoemde ‘werklandschap’ uitgekozen om er een ‘ecomunitypark’ van te maken, waar een uitstekende balans tussen economie en ecologie moet komen. We spreken op dit moment met tien verschillende bedrijven die belangstelling hebben om te verhuizen. Het wordt een werklandschap zonder hekken, met wandel- en fietsroutes. Het moet energiepositief worden: we willen stroom gaan leveren aan de nabij gelegen woonwijk.”
Uitgangpunt bij de bouw van dit werklandschapspark zijn zes conceptuele bouwstenen voor duurzaam, innovatief ondernemen, zo leren we uit een eenvoudige, maar kernachtige folder. Die bouwstenen zijn duurzaam ondernemen, kennis en educatie, gedeelde faciliteiten, horecavoorzieningen, een ‘ECOmunity center’, waar seminars en workshops gegeven kunnen worden. De wandel- en fietspaden gaan de ‘ECOtainment Route’ heten, en kunnen door de bewoners uit de regio, maar ook toeristen gevolgd worden.
“We willen laten zien dat dit kan, dat duurzaamheid zeker om te zetten is in harde winst. De bedrijven met wie we in gesprek zijn, zijn toe aan deze ontwikkeling. Niet uit idealisme, maar uit bewustwording. We willen allemaal dat de drie P’s in de komende twintig jaar in balans komen. We zitten op dit moment in de vergunningenaanvraag en het archeologisch onderzoek. Als alles volgens planning loopt, wordt er medio 2011 gebouwd. We doen dit samen met Triodos Real Estate Development. Zij financieren en denken mee, ze hebben verstand van onroerend goed.”
Door ECOstyle en de gemeente is bewust niet gekozen voor een zichtlocatie, maar juist voor een natuurlandschap waarin de bedrijven worden verweven. “Sinds we dit besluit hebben genomen, heeft duurzaamheid voor iedereen in deze regio meer betekenis gekregen. Twee jaar geleden werd er nog twee hectare nieuw bedrijfsterrein ingericht. Daarvoor is een tweehonderd jaar oude boswal omgekapt. Dat zou nu niet meer gebeuren, dat hebben we nu al bereikt. Op onze locatie moet ook gerooid worden. Een serie bomen van zestig tot tachtig jaar oud. Die hebben we opgekuild en plaatsen we straks terug. Sinds de ontwikkeling van het ecomunitypark ziet ook de gemeente en de raad in hoe belangrijk dit is. Het is een soort wakker schudden geweest.”
Doel is van het werklandschapspark vooral ook een economisch succes te maken. “We denken voor ongeveer vijftien tot twintig bedrijven ruimte te hebben en dat komt neer op een toename van enkele honderden arbeidsplaatsen”, rekent Zwart uit. “Die zijn meer dan welkom, omdat in de afgelopen jaren nogal wat werkgelegenheid verloren ging door verhuizing van een glas- en een metaalbedrijf.”
Te veel kramp over de krimp is onnodig, concludeert Zwart. Door de krimp als een unieke kans te zien, en te gaan richten op leefbaarheid in plaats van op economische groei, kan daar iets beters uit komen. “Neem de krimp als uitgangspunt en zet alles op alles om de leefbaarheid te verbeteren. Dan kom je achter hele nieuwe dingen. In onze regio zien we nu dat het toerisme, dat al jaren aanwezig is, nog wel een impuls kan gebruiken. Campings in de buurt zijn ook al bezig met duurzaamheid, bijvoorbeeld CO2-neutrale toiletten. Zulke veranderingen trekt de Culturale Creatives aan. Daar is een markt voor.”
+ Stakeholders
De provincie Limburg
“Een krimpregio is niet vanzelf een verliesregio”
Is krimp in Nederland erg? Die retorische vraag stelt beleidsmedewerker Ben van Essen van de provincie Limburg. Als programmaleider demografie is hij betrokken bij maatregelen rondom de structurele krimp in Limburg. Sinds 2007 is dit een speciaal aandachtspunt voor de provincie geworden. “De hele provincie krimpt sinds 2002. Belangrijkste oorzaak is dat er te weinig kinderen worden geboren. We zitten hier op 1.7 kind per vrouw, terwijl er 2.1 nodig is om op peil te blijven. Dat kun je tijdelijk oplossen door migratie, maar dat is lastig, want de krimp is geen provinciaal, maar een Europees probleem. Ook Duitsland, Polen en Frankrijk bijvoorbeeld hebben ermee te maken. Migratie veroorzaakt dan alleen probleemverschuiving.”
En om de eerste vraag te beantwoorden: “We wonen met tamelijk veel mensen op een kluitje. Als door de krimp de overdruk afneemt, is dat welkom. Inwoners krijgen het daarmee beter, want geen woningnood en geen files meer, dus per saldo komt er een beter leefklimaat voor terug.” De weg daar naartoe noemt Van Essen ‘best lastig’. Een overschot aan woningen afbreken kost geld en scholen sluiten doet pijn. “Maar je kunt er ook kansen in zien, de rommel opruimen, bijvoorbeeld wijken waar je toch niet graag zou willen wonen. We moeten de krimp begeleiden, zodat we er ruimtelijk, sociaal en economisch beter van worden.”
Binnen die uitdaging moeten gemeenten gaan samenwerken. Niet meer plaatselijk, maar regionaal gaan denken. “Anders krijg je inwonerkanibalisme. Voor de regio Parkstad (een verzameling gemeenten, waaronder Heerlen en Kerkrade) is er al een herstructureringsplan, waarin duizenden woningen worden gesloopt en op lege plekken pocketparkjes of nieuwe natuur worden gecreëerd om kwaliteit terug te brengen.” Ook scholen moet meer samenwerken. “De mbo’s in onze provincie willen voorkomen dat er kwijnende opleidingen ontstaan en maken daar al gezamenlijk beleid op.”
De krimp in Limburg heeft geen directe relatie met de economische activiteiten, benadrukt Van Essen. “Een krimpregio is niet vanzelf een verliesregio. Het vestigingsklimaat is hier goed. Qua grond, infrastructuurskosten en wonen kun je nergens goedkoper én mooier zitten dan bij ons. De Randstad ligt inderdaad centraal, maar wat is centraal? Limburg is een grensgebied. De gemeente Vaals zit zowat met de kont in Aken. Als we de grensoverschrijdende kansen benutten, zitten we midden in het centrum. Er wordt, ook door gevestigde bedrijven als DSM , fors geïnvesteerd in het aantrekken van nieuwe bedrijvigheid. We hebben veel te bieden.”
+ Stakeholders
Kamer van Koophandel Zuidwest-Nederland
“Bedrijvigheid juist een extra impuls geven”
Tot 2025 groeit de provincie Zeeland nog, daarna zal er waarschijnlijk sprake zijn van bevolkingsafname. Maar de krimp heeft zich in sommige regio’s al ingezet, zoals in Zeeuws-Vlaanderen. Kamer van Koophandel (KvK) Zuidwest-Nederland, waar Zeeland onder valt, is al enige tijd betrokken bij beleid rondom die krimp. “We willen niet met Limburg en Groningen vergeleken worden”, zegt Jan Bruurs, manager regiostimulering Zeeland van de KvK, “want onze omstandigheden zijn anders. Als we hier een school sluiten, moeten kinderen tien kilometer verderop een basisschool zoeken. Als we een ziekenhuis sluiten, moet je meteen veertig kilometer verder voor een consult. Dat zijn geen opties.”
De provincie moet dan ook niet meedeinen met de krimp, maar het juist omdraaien. Bruurs: “Zeeland heeft zoveel economische potenties dankzij de havens, toerisme en industrie, dat we mensen hier naartoe kunnen trekken. Het is hier fantastisch wonen tussen Antwerpen, Brugge en Rotterdam. We willen de provincie dus een extra impuls geven door nieuwe bedrijven aan te trekken en bestaande te laten groeien.”
Bruurs noemt de gemeente Sluis als voorbeeld van krimpende regio. “Daar zetten we nu met name op toerisme in. We werken nu aan het project Waterdunen, dat de veiligheid tegen overstromen (het is één van de acht Zwakke Schakels aan de Nederlandse kust) combineert met innovatie van het toeristisch product en een versterking van natuur en landschap.”
Er wordt nu gewerkt aan een duincamping, een hotel, ongeveer vierhonderd recreatieverblijven in nieuwe duinen en schorren en bijbehorende aanpassingen van de wegen, paden en parkeervoorzieningen. Dat wordt gecombineerd met 250 hectare openbaar toegankelijke natuur in een gebied met gecontroleerd getij. Voor het project hoeft geen enkele van de bestaande woningen te verdwijnen. “We verwachten dat de nieuwe recreatiewoningen in 2014 gereed zijn.” Belangrijk is ook de verbetering van de infrastructuur, stelt Bruurs. “De weg van Terneuzen naar Sluis wordt opgewaardeerd, zodat de voorzieningen beter bereikbaar worden.”
SER-Zeeland, waarvan Bruurs secretaris is, heeft onlangs een advies uitgebracht, waarin ze pleiten voor een biobased economy in de provincie. “In Zeeland wordt erg geëxperimenteerd met algen: groene grondstof die voor allerlei dingen inzetbaar is in de procesindustrie, maar ook als biobrandstof en bio-energie. Dat moet ons sterke punt worden.” Maar de provincie denkt ook aan andersoortige werkgelegenheid. “Steeds meer partners werken tegenwoordig. Die verhuizen niet meer zomaar mee met hun echtgenoot of echtgenote. Dus moeten we ook voldoende interessante functies op hbo- en universitair niveau creëren.”