(Straatnieuws)
Bijna twintig jaar is Zwanine Siedenburg (60) dominee en geestelijk verzorger voor kwetsbare medemensen. Opgegroeid in een protestants-christelijk gezin was ze voorbestemd om huisvrouw te worden. Maar ze koos uiteindelijk voor het Drugpastoraat Amsterdam, waar ze verslaafden probeert zingeving en liefde te bieden. “Troost brengen. Van mens tot mens met elkaar kunnen praten, dat vind ik belangrijk.”
Drugspastor Zwanine Siedenburg (60) heeft een illustere voorganger. Het Drugpastoraat Amsterdam (DPA) begon zo’n 35 jaar geleden in de tijd dat hiv-besmettingen aan de orde van de dag waren. Niet alleen onder homoseksuelen, maar ook onder druggebruikers. Het was een unieke organisatie in Nederland. Van 1990 tot 2000 was Ricus Dullaert de eerste drugspastor. Hij gaf het DPA mede vorm, als stichting die pastorale zorg verleent aan mensen die in hun leven vastlopen door drugsgebruik. Dullaert is een kleurrijk figuur, vertelt Zwanine. Hij runt nog steeds een antiekzaak op de Wallen en is zes maanden per jaar in Johannesburg als pastor in de weer voor hiv- en aidspatiënten, en de allerarmsten in Zuid-Afrika.
Beschermde woonomgeving
Een gesprek met Zwanine in haar huis, midden op de Amsterdamse Wallen, verloopt nooit ongestoord. Haar telefoon laat voortdurend piepjes en belletjes horen, en soms moet ze even opnemen. Brandjes blussen, beloftes doen, informatie doorgeven. Straatnieuws mag een middag met haar meelopen. Het is de woensdagmiddag waarop ze altijd een aantal vestigingen van HVO Querido bezoekt. Hier worden drugsgebruikers opgevangen in een beschermde woonomgeving. Sommigen hebben ook nog psychische en/of lichamelijke problemen.
Het programma voor die middag heeft ze goed in haar hoofd als we op de fiets stappen en naar Amsterdam-Zuid rijden. Het eerste bezoekje leggen we af bij Bart*. Stoppelbaardje, vriendelijke ogen achter een kek brilletje. Hij was in de afgelopen weken flink ziek, maar nu een stuk beter. Hij heeft COPD fase 3. Zwanine, vrolijk: “Het kan nog heel lang goed met je gaan, zegt dokter Siedenburg.” Bart steekt een sigaretje op.
Lekker visje eten
Zwanine vertelt dat ze zijn kamer nog heeft gesopt toen hij ziek op bed lag. Tegen Bart: “Ik zag je in bed liggen en naar het plafond staren. Je dacht zeker: ik ga dood.” Bart humt binnensmonds. “Ga je komende maandag mee naar het strand? Dan neem ik Piet en Momo ook mee. Dan gaan we de boulevard op, lekker visje eten.” Bart: “Ik kan niet op het strand lopen.” Maar dat hoeft ook niet.
Ze vertelt hem over haar jongste activiteit in een opvanghuis in Amsterdam-Zuidoost, waar ze Bijbelverhalen met bewoners naspeelt. Dit keer staat het gouden kalf centraal. Bart kent het Bijbelverhaal niet en luistert aandachtig. Ze vertelt het uitvoerig en laat een filmpje zien van bewoners in klederdracht van 2000 jaar geleden, die op hippe jazzmuziek aanbiddend rond het gouden kalf dansen. Later vraagt ze: “Heb je nog contact met je zus gelegd?” Dat blijkt zo te zijn. Uiteindelijk draait zo’n bezoek vooral om dit soort zaken: het herstel van contact met familie, zorgen dat iemand beter in zijn of haar vel zit en een beetje licht in de duisternis brengen. De rode draad in alle contacten is oprecht belangstelling tonen en verbinden.
Libelle-vrouwen
Zwanine groeide op in de omgeving Amsterdam, wat nu Abcoude heet. In een protestants-christelijk gezin, waar het hoogste goed voor vrouwen ‘iets betekenen voor de ander’ was. “Allemaal Libelle-vrouwen”, zegt ze glimlachend. “Liefst jezelf wegcijferen. En die boodschap zit er nog steeds diep in. Om half vier is mijn werkdag nog niet voorbij. Eerst moet ik nog een paar uur iets voor anderen betekenen.” Zwanine had al vroeg andere ambities dan het huismoederschap. Ze wilde varen, maar de marine bleek onhaalbaar doordat ze een slecht oog had. Uiteindelijk ging ze haven- en vervoerskunde studeren, haakte toch af, werkte bij een expediteur en een reclamebureau, deed een secretaresseopleiding en werd zes jaar lang fulltime moeder.
Daarna deed zich een nieuwe kans bij het AMC voor. Ze werd operatieplanner, maar besefte al snel dat ze meer kon en zocht een geschikte studie. “Ik koos de hbo-opleiding theologie. Waarom? Omdat ik eigenlijk mezelf wilde leren kennen. Ik stapte uit een burgerlijk leven en ging toen pas nadenken. Wie ben ik eigenlijk, wat vind ik zelf leuk? Theologie gaat verder dan alleen het geloof en dat sprak me aan.”
Aartsengel
Terug naar het opvanghuis. Op de gang van Bart woont ook Piet*, die niet reageert op de klop op de deur. Hij blijkt op bed te liggen, apen-stoned. Hij antwoordt amper op Zwanine’s vragen. Ze laat hem lekker doorslapen. “Ik laat me altijd leiden door wat er gebeurt”, zegt ze later in de lift. “Het heeft geen zin om op de klok te kijken.” Een verdieping hoger zit Leo* achter een toetsenbord en mengpaneel muziek te componeren. Uit de box klinkt een relaxed ritmisch muziekje. Ooit had hij een nummer-1-hit, samen met een vriend. Door zijn drugsverslaving is alles veranderd. Zwanine tegen Leo: “Ik veroordeel niet, maar het lijkt mij zo erg als je daarvan afhankelijk bent.”
Ze kent zijn geschiedenis. Ze regelde via Amsterdammers helpen Amsterdammers een geldinzameling zodat hij de juiste apparatuur kreeg om te kunnen componeren. Inmiddels heeft hij vier tracks klaar, die hij op YouTube wil zetten. Zijn tabak is op, maar Zwanine, niet-roker, heeft nog een pakje shag in haar tas. Ze geeft hem een pluk tabak en drie vloeitjes.
Leo praat met God, zegt hij. “Jezus heb ik nog niet gevonden.” Tegen Zwanine: “Maar jou wel. Jij bent een aartsengel.”
Klassiek concert
Door haar huwelijk vertoeft Zwanine soms in ‘hogere’ kringen. Ze is lid van de Rotary, waar zich vooral de grootverdieners ophouden. Een groot contrast met de drugsgebruikers, dak- en thuislozen en psychiatrische patiënten met wie ze werkt. “Maar dat is ook mijn kracht”, zegt ze. “Ik kan heel gemakkelijk schakelen. Ik schop niet tegen het establishment. Mijn passie is juist dat iedereen gelijk is. We hebben allemaal ons verhaal. Ik deel mensen wel in, maar ik kan evenveel genieten van een smakelijke opmerking van een druggebruiker als van een goed verhaal van een Rotary-lid. Verbroken netwerken komen in alle lagen van de samenleving voor. Dat stemt me bescheiden, want ik ken het verdriet.”
Dat geldt ook voor verslaving, zegt ze en ze vertelt over een Egyptische man zonder benen, die ze in mei meenam naar een klassiek concert. De musici waren jonge, goedgeklede mensen wiens keurige vingers over toetsen en snaren vlogen. Een groot contrast met de man in de rolstoel. “Ik vroeg welke gedachten er in hem rondgingen bij het zien van deze musici. Hij zei: ‘Natuurlijk vergelijk ik hun leven met het mijne. Daar word ik verdrietig van en dan neem ik drugs om het weg te drukken.’ Heel herkenbaar. Ik fiets ook wel eens naar huis met de gedachte dat er alleen maar rotklusjes op me liggen te wachten. Dan besluit ik een omweggetje te maken, langs de bakker met tompoezen. Om m’n frustratie te dempen.”
Bijna een aanzoek
In een andere opvanglocatie strijken we even neer bij Mona*, eveneens een favorietje van Zwanine. Ook Mona rolt een shaggie en klikt een blikje bier open. Ze is dol op de kinderbijbel. Zwanine leest haar het verhaal over Pinksteren voor. Mona vertelt dat haar vriend heeft gevraagd weer bij hem te komen wonen. Zwanine: “Dat is lief. Bijna een aanzoek.” Maar hij woont drie hoog, wat voor Mona – die achter een rollator loopt – niet te doen is. Zwanine denkt mee over een oplossing. Misschien moeten ze samen naar een begane-grond-woning. Het is de moeite waard om te zien of ze voorrang krijgen bij een woningbouwvereniging. Later zegt Zwanine: “Ik moet altijd wel oppassen wat ik zeg. Als ik iemand kwets, kom ik er niet meer in.”
Het pastorale werk is ook niet helemaal ongevaarlijk. Zwanine verhaalt over een nieuw opvangtehuis, waar ze deze maanden vier keer gaat koken om zo met de bewoners in contact te komen. Tijdens het eerste bezoek vindt een felle, zeer onaangename confrontatie plaats met een van de bewoners, die denkt dat ze geen rekening heeft gehouden met zijn dieetwensen. Van zijn dreigende reactie ze erg geschrokken, temeer omdat dit een locatie is waar meer gevaarlijke situaties hebben plaatsgevonden. “Het is best risicovol werk, en soms moet de politie er aan te pas komen, maar ik wil me niet door angst laten leiden. Deze meneer wil ik mijden, maar dat kan natuurlijk niet. Ik vraag me nu af hoe ik het vertrouwen van deze meneer kan winnen. Waarschijnlijk neem ik de volgende keren mijn collega van het Drugspastoraat mee.”
Complete Caribische maaltijd
Mona’s buurman Kor* schuifelt achter zijn rollator door de gang richting eigen kamer. Kor lag in het ziekenhuis omdat hij gevallen was, maar schijnbaar ook iets van een tia had gekregen. Nu gaat hij plat op bed liggen. Hij ademt zwaar en zwijgt voortdurend. Soms lijkt het of hij moet nadenken over een vraag. “Je bent ineens in een andere fase gekomen”, zegt Zwanine. “Hoe vind je dat?” Na een halve minuut zegt Kor: “Dat valt een beetje tegen.” Enkele jaren geleden nam Zwanine hem mee naar zijn zusje in Krimpen aan de IJssel, om hem een mooie dag te geven. Kor droeg een wit pak, zijn zusje maakte een complete Caribische maaltijd. Kor straalt als Zwanine over deze herinnering vertelt. “Heb je je zusje nog gebeld?” Ja, dat heeft-ie twee weken geleden gedaan, toen ze jarig was. Maar haar man is onlangs gestorven, dus ze was niet echt vrolijk. Zwanine neemt echt de tijd voor Kor. Ze ziet dat hij de foto’s van zijn moeder heeft teruggevonden, daar is ze oprecht blij om.
Een week later vindt ze Kor in foetushouding op zijn bed. Het gaat duidelijk niet goed met hem. ‘Ik kan niet meer lopen, dat vind ik erg’, vertelt hij. Zwanine: “Die man was accountant bij Shell. Dan breekt m’n hart. Ik heb hem aangeraakt en gezegd: ‘Kor, ik hou van je.’ Ik zag aan zijn ogen dat-ie verwart raakte.” Geëmotioneerd: “Dat betekent dat ik hem heb geraakt.”
Rauwe randen
Het zijn dit soort ontmoetingen waar Zwanine haar voldoening uit haalt. “Troost brengen. Van mens tot mens met elkaar kunnen praten, dat vind ik belangrijk. Ik ben niet boven jullie, maar sta naast jullie. Mededogen.” Ze had evengoed wel haar comfortabele leventje als huismoeder kunnen doorleven. Desondanks kiest ze voor rauwe randen van de samenleving. “Ik hou ook van een beetje spanning”, bekent ze eerlijk. “En ik ben een beetje verslaafd aan hun verhalen. Altijd op zoek naar parels, dat mensen zich ontvouwen.”