De Ghanese landbouwvakbond GAWU is al jaren partner van Mondiaal FNV. In de strijd tegen kinderarbeid op cacaoplantages en in de visserij is plaatsvervangend secretaris Andrews Addoquaye Tagoe een bekend gezicht. Hij won onlangs een prestigieuze prijs in de VS voor zijn voortdurende inspanningen tegen dit wereldwijde probleem. We spreken met hem op een vroege ochtend over de betekenis van deze prijs en het belang van zijn strijd.
Een ‘kampioen in de strijd tegen kinderarbeid’. Zo wordt Andrews Addoquaye Tagoe (1965), voor vrienden ‘Andy’, genoemd door de Amerikaanse overheid. Hij won onlangs de Iqbal Masih Award for the Elimination of Child Labor. Deze prijs, vernoemd naar een Pakistaanse strijder tegen kinderarbeid die in 1995 is vermoord, is door het Amerikaanse ministerie van Arbeid in 2009 ingesteld om voorvechters te belonen en aandacht te vragen voor dit wereldwijde probleem.
Wat betekent deze prijs voor je?
“Heel veel! Ik voel me nu extra gemotiveerd om door te gaan. Ook voor mijn team en vooral de kinderen heeft dit grote betekenis. De kinderen juichten toen ik hen het nieuws vertelde. Dat geeft een extra boost. De strijd tegen kinderarbeid is niet gemakkelijk. Soms is het heel moeilijk om de kinderen te bereiken, als ze diep in de bossen, in maisvelden of in mijnen werken. Dan is het bijzonder inspirerend te merken dat duizenden mijlen van Ghana vandaan mensen zien wat wij doen. Ooit – toen ik een stuk jonger was – maakte een oude vakbondscollega de opmerking dat vakbonden niets te maken hebben met kinderarbeid. Toen ben ik heel boos geworden. En ik ben blij dat ik heb doorgezet – met grote steun van Mondiaal FNV en de Stop Kinderarbeid Alliantie - om kinderarbeidvrije zones in Ghana te creëren.”
Welke initiatieven heb je de afgelopen jaren samen met Mondiaal FNV tegen kinderarbeid uitgevoerd?
“Mondiaal FNV is altijd solidair met ons geweest als het gaat om het verbeteren van werk in de informele sector. Ook in de Ghanese landbouw is veel informeel werk, zonder contracten en dus zonder rechten. Mondiaal FNV is een sleutelpartner in ons werk. Zij hebben ons in contact gebracht met de MV Foundation in India, samen met Hivos, de IUF en de Global March in 2007.
“India begon als eerste met kinderarbeidvrije zones. Het principe is dat de chief of dorpsleider aankondigt dat alle kinderen op school horen en de volwassenen aan het werk. Deze aankondiging van zo’n centrale persoon in een gemeenschap is sterker dan dat de overheid dit doet. Vervolgens wordt iedereen hierin geactiveerd: de ouders, de leraren, opvoeders en ziekenhuizen. Ik ben meegenomen op dienstreis om met eigen ogen in India te zien hoe deze aanpak werkt. Met die kennis kon ik in Ghana aan de slag.”
Hoe belangrijk is de rol van de vakbond hierin?
“Ruim 15 jaar geleden ben ik in Ghana begonnen met het creëren van kinderarbeidvrije zones, in gemeenschappen van vissers en cacaoboeren. De vakbondsleden vormen een kinderbeschermingscomité uit de gemeenschap. Als er geen school aanwezig is, gaat dat lobbyen bij de regering en het gesprek aan met werkgevers. Ook gaan vakbondsleden actief op zoek naar kinderen in werksituaties.
“We hebben ervoor gezorgd dat er een soort voorschool is gekomen voor kinderen die (nog) geen onderwijs hebben gevolgd en op het niveau van hun leeftijdgenoten moeten komen. Hier volgen ze een onderwijsprogramma dat gemengd is met sport en spel, zodat ze het interessant gaan vinden. Ook krijgen ze er te eten, zodat ze fit genoeg zijn om het lesprogramma te volgen.
“Zonder GAWU waren er geen kinderarbeidvrije zones in Ghana. Wij organiseren en empoweren de gemeenschappen. De vakbonden zijn sterker geworden en straks worden de kinderen volwassen en gaan zij dit project verder brengen. Zij hebben onderwijs gehad en zijn dus al meer ontwikkeld. Kinderarbeidvrije zones zijn er niet alleen voor de kinderen. Ook volwassenen profiteren hiervan. Daar worden zelfs hele gemeenschappen gelukkiger van, want er ontstaat meer decent work.”
De Ghanese overheid heeft inmiddels de kinderarbeidvrije zones omarmd als positief project. Dat is een grote prestatie.
“Ja, dit project is vijf jaar geleden opgenomen in het Nationale Plan van Actie. Ik ben gevraagd nationaal coördinator te worden. Ook andere landen in Afrika laten zich hierdoor inspireren, zoals Zambia en Oeganda. Het is mogelijk hoor, een Afrika zonder kinderarbeid. Daar geloof ik in.”
Tijdens Covid-19 vond er een terugval plaats. Meer kinderen gingen aan het werk of keerden niet meer terug naar school.
“Er zijn meerdere problemen ontstaan door corona. We waarschuwden al voor de lockdowns dat kinderen bescherming nodig hadden, maar dat was moeilijk te realiseren. Meer meisjes zijn daardoor zwanger geraakt. Tijdens de lockdowns verlieten kinderen hun scholen en een aantal is niet meer teruggekeerd. Vaak gingen ze opnieuw aan het werk in gebieden waar nog geen kinderarbeidvrije zones zijn. Nu onderzoeken we hoe we dit kunnen herstellen. Kinderen hebben hun interesse in school verloren. Het is niet gemakkelijk om hen weer terug te krijgen. Jonge moeders moedigen we met succes aan om opnieuw onderwijs te volgen.”
Ondanks alle inspanningen bestaat er nog steeds kinderarbeid in Ghana, volgens het Nationaal Actieplan van jullie ministerie van Arbeid zo’n 3,2% van de kinderen in de leeftijd van 5 tot 14 jaar. Volgens cijfers van de UNESCO uit 2021 gaat het om 13%. Driekwart van hen werkt in de landbouw. Wat zijn jullie toekomstplannen?
“We willen graag een nationaal partnerschap opbouwen, waarin we kinderarbeidsvrije zones als een olievlek over het land kunnen verspreiden. We willen meer gebieden waar cacao wordt verbouwd bij het project betrekken. Daarnaast willen we een fonds oprichten dat cash geld aan vrouwen in armoede geeft. Uit onderzoek blijkt dat als zij wekelijks 8 euro krijgen, ze veelal binnen 100 weken uit de armoede raken. Dit verlaagt tevens het percentage kinderarbeid.
“Een tweede strategie is dat we van het afval van de cacao, dat overblijft na het plukken van de bonen, gebruiken om zwarte zeep te maken en die te verkopen. Het is populaire zeep die heel goed is voor de huid. Dit willen we op grote schaal laten produceren, zodat de kleine boeren en landarbeiders extra inkomen hebben.”