Palmolie is een belangrijk importproduct voor Nederland. Het wordt in allerlei voedsel verwerkt en in cosmetica en shampoos. Maar werken op palmolieplantages is zwaar en onderbetaald, zo vertellen mensen uit Colombia, Indonesië en Ghana.
Tekst: Astrid van Unen
Beeld: Liesbeth Dinnissen (Nederland) en privécollecties
NEDERLAND – Versterken van vakbonden noodzakelijk
Mondiaal FNV houdt zich al sinds 2015 bezig met de arbeidsomstandigheden in de palmolie industrie. Eerst in Indonesië, daarna ook in Colombia en sinds een jaar in Ghana, zo vertelt beleidsmedewerker Astrid Kaag (1963). “Palmolie is een belangrijke keten en Nederland is een grote importeur hiervan. We hebben bijvoorbeeld bedrijven als Cargill en Sime Darby, die vlakbij de haven zitten, waar het ook geraffineerd wordt. In 50 procent van de supermarktproducten zit palmolie, zoals in margarine en snoepjes.”
Voor Mondiaal FNV zijn de arbeidsomstandigheden op de palmolieplantages, maar ook in de malerijen in bovengenoemde landen een doorn in het oog. Vandaar dat het versterken van de vakbonden hier noodzakelijk is. Mondiaal FNV steunt de agrarische bonden zodat ze zich kunnen scholen en meer werkers kunnen organiseren. “Leden van een vakbond worden vaak geïntimideerd”, vertelt Kaag. “Plantages en bedrijven kunnen een RSPO-certificaat krijgen, wat impliceert dat ze het goed doen op het gebied van mensenrechten en milieu, maar we weten uit ervaring dat ook daar niet alle problemen zijn opgelost. Een klacht indienen bij de RSPO duurt erg lang en is weinig efficiënt. Wij bespreken met de bonden: werf leden, mannen en vrouwen, en ga in overleg met het management. Dat is een betere manier om resultaten te halen.”
In maart 2022 werd in samenwerking met Mondiaal FNV de alliantie International Palm Oil Workers United opgericht. Aangesloten zijn vakbonden uit Colombia, Indonesië, Ghana en de FNV. Ze vergaderen een aantal keren per jaar via video-calls en wisselen ervaringen uit. De FNV laat op dit moment onderzoek doen naar het gebruik van pesticiden en de gevolgen ervan, omdat bekend is dat er veel gezondheidsproblemen zijn. “We gebruiken deze informatie in ons contact met bedrijven”, zegt Kaag. “Want concrete informatie is van belang, hier en in de productielanden.”
COLOMBIA – “Als we ergens voor strijden, volgen altijd dreigtelefoontjes”
Hartje Colombia beleeft erg warme periodes, altijd ruim boven de dertig graden. Maar ook dan gaat het oogsten van de palmolievruchten gewoon door. Gustavo Aristizabal (1982), sinds twee jaar voorzitter van de vakbond Sintrapalma, bevestigt dat dit werk fysiek zwaar is. De vruchten hangen hoog en de plukkers moeten die met lange stokken, waaraan zwaardachtige messen zijn bevestigd, uit de bomen snijden. “Het grootste probleem in ons werk is dat de quota hoog zijn”, zegt hij. “We moeten ons daardoor erg inspannen en dat leidt tot problemen.”
Niet alleen de quota zijn dwingend, ook het lage loon voert de werkdruk op. Want voor alles wat ze boven het quotum oogsten krijgen ze extra betaald. “Ons basisloon is niet leefbaar”, legt Aristizabal uit. “Het ligt nu rond de 350 euro per maand, maar een leefbaar loon in Colombia is ongeveer 750 euro. Daarom is dat overwerk zo belangrijk. Het gevolg is dat werknemers last krijgen van hun rug, schouders en knieën. Ja, dit lijkt op slavenarbeid. Vroeger kregen plantagewerkers een bord eten, nu een laag loon.”
Aristizabal is naast vakbondsleider ook coördinator van de palmoliebonden in Colombia. 80 procent van de bonden benoemt dit probleem. Bij alle bonden ligt de focus op de strijd voor een hoger loon, minder werkdruk en handhaving van arbeidscontracten. In de strijd voor lagere quota is al een klein succes behaald: die is gedaald van 1300 naar 1200 kilo per dag. “Maar we willen naar 800 kilo, dus we zijn nog niet klaar.” Loononderhandelingen gaan moeizaam: “Als we tien euro meer vragen, krijgen we er één.” Successen worden regelmatig gehaald voor de rechtbank, waar het ontslag van zieke werknemers wordt aangevochten.
Het zijn dappere mensen, de vakbondsleden en -leiders in Colombia. Bedreigingen zijn nog steeds aan de orde van de dag. Aristizabal: “Als we ergens voor strijden, volgen er altijd dreigtelefoontjes. We doen daarvan aangifte, meer kunnen we niet doen.”
GHANA - “Voor wat hoort wat is een normale praktijk”
Palmolie is, na cacao, de belangrijkste inkomstenbron van Ghana. 4 Procent van de wereldwijde palmolie komt uit West-Afrika, voornamelijk uit Nigeria en Ghana. Emelia Ghansah (1971), hoofd van Training en Opleiding van de General Agricultural Workers’ Union (GAWU) in Ghana, vertelt dat op dit moment GAWU zo’n zevenduizend leden op de palmolieplantages. De bond zet fors in op ledengroei. Die is hard nodig om de problemen op de plantages aan te pakken. Ghansah somt op: “Er is veel werkonzekerheid, sommige werknemers zitten al dertig jaar op een tijdelijk contract. Werknemers hebben last van machtsmisbruik. ‘Voor wat hoort wat’ is een normale praktijk geworden voor werkzoekenden en sommige vrouwelijke werknemers die promotie willen maken.”
Vooral vrouwen lopen een groot risico lastig gevallen te worden. “Op één plantage drukte een oudere chauffeur elke ochtend openlijk op de borst van een jongere werkneemster en zei dat het klonk als een van zijn claxons op de trucks. Collega’s lachten om de verlegenheid van de werkneemster, maar ze durfde niet in opstand te komen, ook niet toen wij optraden. Zelfs toen smeekte ze ons dat de senior niet gestraft moest worden.”
Ook is er geen sprake van leefbaar loon en krijgen werknemers niet altijd persoonlijke beschermingskleding, wat lichamelijke klachten veroorzaakt. “Samen met FNV en onderzoeksbureau Profundo wordt hiernaar onderzoek gedaan. De resultaten kunnen we gebruiken in onderhandelingen.” Op zeven plantages onderhandelt GAWU over cao’s, vooral over vaste contracten voor werknemers die langer dan vijf jaar in dienst zijn. Daarom is organising van essentieel belang. In de Ghana Oil Palm Development Company, een dochteronderneming van SIAT Belgium, is de vakbond erin geslaagd om alle 3500 tijdelijke arbeiders lid te maken van de vakbond.
INDONESIË – Stap voor stap de goede kant op
Indonesië is wereldwijd de grootste producent (en gebruiker) van palmolie. Yublina Oematan (1978) was vorig jaar maart in Nederland en als kaderlid van de bedrijfsbond SBK PT SJAL betrokken bij de oprichting van de alliantie International Palm Oil Workers United. In een emotioneel interview vertelde ze toen over vrouwelijke collega’s die met pesticiden werken en last hebben van huidallergieën, longproblemen, bloed ophoesten en oogirritaties. Ook vertelde ze over het gebrek werkzekerheid, leefbare lonen, veiligheid op de werkvloer en transportfaciliteiten.
Tien maanden later blijken er heel wat ontwikkelingen in gang gezet op haar plantage. Ze is nu vicevoorzitter van haar palmoliebond en inmiddels voorzitter van de federatie van palmoliebonden op West-Kalimantan, de FSBKS Kalbar. “Dankzij onze inspanningen levert het management nu beschermende kleding aan degenen die met pesticiden werken. Nog niet aan iedereen, maar het gaat stap voor stap de goede kant op. Daarnaast groeit de werkzekerheid.”
Een ambulance op het plantageterrein ontbreekt nog. “Maar we mogen voorlopig de bedrijfsauto gebruiken bij ongevallen, of een taxi bestellen op kosten van het bedrijf.” Ook zijn de lonen verbeterd. Het bedrijf heeft een nieuw loonstelsel geïntroduceerd, waarbij functie en dienstjaren meetellen. “Bij sommigen is het loon met 15 procent gestegen, bij anderen 20 procent. Het is nog steeds geen leefbaar loon, dus dit blijft wel een speerpunt van de vakbond.”
Op andere plantages is sprake van vakbondsintimidatie. Als voorzitter geeft ze dit extra aandacht. “Ik zorg dat kaderleden informatie krijgen over hun rechten, zodat ze empowered worden en met het management in gesprek durven.” Oematan zegt blij te zijn met de International Palm Oil Workers United, waarvan de leden een aantal keren per jaar online vergaderen. “Het geeft me meer zelfvertrouwen tijdens onderhandelingen met het management. De uitwisseling van ervaringen en de tips die we elkaar geven zijn heel waardevol.”