Informeel werkende vrouwen in India hebben een stem!

(VHV-website)

De Indiase vakbond SEWA, de Self Employed Women’s Association, organiseert al vijftig jaar uitsluitend informeel werkende vrouwen. Ze vervoeren textiel op hun hoofd, selecteren afval, rollen sigaretten, verkopen producten op straat, maken schoon of naaien kleding. De kernwoorden van SEWA zijn Voice, Visibility en Viability (Stem, Zichtbaarheid en Levensvatbaarheid). Wie SEWA leert kennen, is verkocht. De FNV is dan ook al vrijwel vanaf de oprichting partner van deze vrouwenbond.

Een bescheiden viering was er in april 2022, vertelt Jyoti Macwan, de huidige voorzitter van SEWA. Hoewel de organisatie een prestatie van formaat heeft geleverd. “Ons volgende doel is de honderd te halen.” De geschiedenis van SEWA leest als een gedroomde ontwikkeling. In 1972 opgericht door Ela Bhatt, die toen actief was in de Textile Labour Association in Ahmedabad en verontwaardigd raakte over de rechteloze positie van vrouwelijke werknemers in de informele sector. Begonnen met ruim duizend leden, met als doel een volwaardige vakcentrale te worden. Die status kreeg SEWA in 2006.

Verschillende FNV’ers zijn naar India gereisd om de vrouwen van SEWA te ontmoeten en hebben daar verslag van gedaan. In 1995 bezochten Catelene Passchier en Paulien Osse SEWA in Ahmedabad. Voormalig FNV-medewerker Annie van Wezel leerde SEWA eind vorige eeuw kennen toen ze in dienst kwam bij Mondiaal FNV. Ze kreeg budget voor India en ging daar in 1999 naartoe. FNV Bondgenoten was in die periode al betrokken bij SEWA, maar de ledengroei van de vrouwenbond stagneerde. “SEWA groeit normaal gesproken organisch. De vrouwen van de bond gaan met een team naar een regio en organiseren vrouwen. Die leiden ze op, ze zetten die vrouwen letterlijk rechtop en dat kost tijd en geld. SEWA moet vrouwen vrijstellen om andere vrouwen te trainen. Dat project zijn we gaan steunen. En met succes. In 2005 hadden ze 500.000 leden; met dit aantal konden ze via de rechter van de Hoge Raad de status van vakcentrale afdwingen.”

Van Wezel, die een mooi verslag maakte van die reis, was onder de indruk van de ontmoeting met al die vrouwen. “We werden meegenomen naar een streek waar tabak werd verbouwd en vrouwen Beedi-sigaretten (mini-sigaretten) rolden voor de verkoop. Ze waren heel vrij in hun gesprek en waren trots op wat ze deden. Dat was inspirerend. Ik dacht meteen: hier wil de FNV bij horen.”

Samen strijden voor economische vrijheid

India is niet alleen een arm land, maar ook een verdeeld land qua religie. SEWA koos bewust voor een a-religieuze benadering. “Onze waarden zijn nog steeds dezelfde”, vertelt Macwan. “We respecteren alle religies. Elke SEWA-bijeenkomst begint met een lied waarin vier gebeden zijn opgenomen: een algemeen gebed, en daarna een moslim, hindoe en christelijk gebed. We geloven in geweldloosheid, en we houden respect voor alle religies. We zijn allen één en strijden samen voor economische vrijheid.”

Dat is de overlevingskracht van SEWA. Het stelt de bond in staat om vierkant achter haar leden te staan, in welke subgroep van de informele sector dan ook. “In India is de informele sector altijd groot geweest”, zegt Wilma Roos, beleidsmedewerker van Mondiaal FNV, die in 2003 kennismaakte met SEWA. “In de Westerse wereld worden werkrelaties ook steeds informeler. Kijk in Nederland naar de flexwerkers, de bagage-afhandelaars en het toegenomen uitbesteed werk. De arbeidscondities worden steeds meer uitgehold. SEWA is een van de eerste vakbonden in de wereld die met succes informeel werkenden organiseert als vakbond. Daar kunnen wij allemaal van leren.”

Van Wezel noemt de komst van SEWA “het draaipunt voor de definitie van vakbondswerk”. Die hebben ze voorgoed veranderd. “De manier van organiseren die de SEWA-vrouwen hebben ontwikkeld en hoe ze hun organisatie hebben opgebouwd, is steeds relevanter geworden. Als ik erop terugkijk, denk ik: het is van een ongekende creativiteit. Ze hanteren een eenvoudige doelstelling: inkomens verhogen en meer inkomenszekerheid, en verzinnen daar met een open mind vormen bij. Onderhandelen met de opdrachtgever is er een van. Dat is echt bijzonder.”

Zichtbaar en luid

Jyoti Macwan vertelt over de eerste jaren van SEWA, de successen en hoe ze gestaag hun ‘vrouwenleger’ opbouwden. “In de jaren zeventig was 90 procent van de werkenden in India informeel. De eerste campagne van SEWA was erop gericht om die informeel werkenden zichtbaar te maken. De stem van deze werkers te laten horen en hun waarde te laten zien op nationaal niveau. Nu zijn ze zichtbaar en ze klinken luid! Ze zijn in staat om in hun ontwikkeling te groeien en ze worden nu erkend. Het tweede bereikte resultaat is het lidmaatschap. SEWA begon met 1070 leden. Nu hebben we er 2,1 miljoen, waaronder veel jongeren. We hebben een organisingsproces doorgemaakt en zijn nu heel goed in staat om nieuwe leden te werven.”

Toen Wilma Roos voor het eerst kennismaakte met SEWA verbaasde ze zich over de enorme verscheidenheid aan subsectoren. Informeel werk bleek een verzamelnaam van talloze functies en banen. “Het knappe is dat SEWA altijd eerst onderzoek doet. Ze gaan zo’n hele subsector na: wat houdt het werk in? Wie zijn de stakeholders en hoe zijn de arbeidsomstandigheden? Het is heel belangrijk om de vrouwen zelf te vragen hoe hun subsector in elkaar zit, want zo kun je beter zien met wie ze kunnen onderhandelen voor loonsverbetering. Het is heel arbeidsintensief, maar ook erg effectief.”

Meer oog voor informele economie

Inmiddels bestaat de werkende bevolking in India voor 94 procent uit informeel werkenden. Voorheen was alle arbeidswetgeving gericht op de werknemers met een arbeidscontract. “Dat is nu niet meer zo”, vertelt Macwan. “Er is veel meer oog voor de informele economie gekomen.” SEWA heeft twee wetten in India geïnitieerd. De eerste is de Social Security Act in 2008, waarmee de gezondheidszorg voor informeel werkenden is verzekerd, evenals hun pensioen. De tweede is de Street Vendors Act in 2014, die straatverkopers bescherming biedt. “Daar hebben we veertig jaar voor gevochten.

Ook internationaal hebben we informeel werk op de kaart gezet. Mede dankzij de lobby van SEWA is in 1996 ILO conventie 177 over Thuiswerk aangenomen en in 2011 conventie 189 over Fatsoenlijk werk voor Huishoudelijk personeel. En we hebben in 2015 een stempel gedrukt op ILO-aanbeveling 204 over de transitie van de informele naar formele economie.”

Van Wezel heeft van nabij meegemaakt hoe belangrijk SEWA voor de ILO gebleken is. “Mede dankzij SEWA is in 2006 Aanbeveling 198 aangenomen over de arbeidsrelatie tussen werkgevers en werknemers. Deze aanbeveling is heel belangrijk is geweest voor de OECD-richtlijnen voor multinationals, voor de discussie over: wat is de keten, wie hoort hierbij en waar ligt de verantwoordelijkheid? Ze hebben voor huishoudelijk werkers veel betekend, en later een belangrijke rol gespeeld bij de discussie over sociale zekerheid.  In navolging daarvan is in 2009 het Social Protection Floor Initiative gestart, dat zich richt op sociale bescherming en economische en sociale rechten. Binnen de ILO hebben ze aannemelijk kunnen maken dat in landen met een groot armoedeprobleem sociale zekerheid geregeld moet worden. Wat ze in India deden, vertaalden ze naar internationaal niveau.”

Contracten en onderhandelingen

Een grote rol speelt SEWA ook in de National Alliance of Social Security (NASS), een alliantie van zes vakbonden en arbeidsrechtenorganisaties in India die informeel werkenden bijstaat. “SEWA is een voorbeeld van hoe je succesvol werknemers kunt organiseren”, stelt Roos. “Voor formele vakbonden was dit een eyeopener, zij zijn zich ook meer gaan richten op informeel werkenden. Bijzonder is dat de vrouwenbond een holistische benadering heeft. Ze houden zich niet alleen met arbeidsvoorwaarden bezig, maar runnen ook een eigen kredietbank, een SEWA-academie, 110 coöperaties en drie eigen bedrijfjes. Er is lang gezegd: SEWA is geen vakbond, maar een beweging of een ngo (non governmental organisation). Maar SEWA is  alle drie.”

Ze hebben – zoals Van Wezel al eerder opmerkte – de definitie van vakbond veranderd. “Het belangrijkste criterium was altijd of een organisatie cao-onderhandelingen voerde”, legt Roos uit. “Dat doet SEWA niet, maar ze sluit wel talloze contracten af en onderhandelt veelvuldig met de overheid, ook op lokaal niveau.” Van Wezel vult aan: “Daar behalen ze heel wat successen mee. En daarmee is het oude criterium verdwenen.”

Kat-en-muisspel

SEWA heeft zoals gezegd heel wat successen behaald. Aan Macwan de vraag welke ze behaalden dankzij de sociale dialoog. “Dat zijn er zoveel!”, zegt ze. Ze noemt de onderhandelingen voor de tabakswerkers, de Beedi-werkers, de wierrookstokjesrollers, de straatverkopers en de vrouwen die hout, textiel en andere producten op hun hoofd transporteren. Het zijn vijf voorbeelden van een fikse strijd, die ze uiteindelijk hebben gewonnen. Over de strijd van de tabakswerkers vertelt ze: “De arbeiders kregen geen passend loon, hoewel ze wel onder de Wet op het minimumloon vielen. De werkomstandigheden waren echt slecht. De arbeiders besloten om voor hun rechten te vechten en gingen in staking.” Het werd een kat-en-muisspel tussen de werkgevers en werknemers. Ambtenaren van het ministerie van Arbeid dwongen de werkgevers weliswaar hun verantwoordelijkheid te nemen, maar zodra die hun hielen hadden gelicht, namen de werkgevers het extra uitbetaalde loon weer af. “Keer op keer organiseerden onze leiders sociale dialogen voor implementatie en hielden ze tripartiete vergaderingen. Uiteindelijk gaven de werkgevers toe en betaalden ze ons een passend loon.” In 2019 reisde Catelene Passchier, nu namens niet alleen FNV en FNV Mondiaal maar ook namens het IVV en de werknemersgroep van de ILO, opnieuw naar Ahmedabad.

Intussen is SEWA vijftig jaar strijd verder. Het adagium Voice, Visibility, Viability van vooral de informele werkers blijft van kracht, zegt Macwan. “Het bieden van fatsoenlijk levensonderhoud en sociale zekerheid en de strijd tegen armoede, blijven voor ons nog steeds de grootste uitdaging.”

Astrid van Unen

Juni 2022